Elke militair vervult een vertrouwensfunctie en daarvoor is vereist dat door de minister van Defensie een zogenaamde Verklaring Geen Bezwaar (VGB) wordt afgegeven of verlengd.

Aan deze VGB is in de afgelopen periode in de media en in de bladen van de militaire vakbonden veel aandacht besteed. Militairen die hun ware liefde in het buitenland hadden gevonden werden ineens geconfronteerd met de kille mededeling van Defensie dat hun VGB werd ingetrokken of niet verstrekt. Feitelijk betekent zo’n bericht dat de toekomst buiten Defensie moet plaatsvinden.

Los van de buitenlandse partner kunnen ook strafbare feiten tot intrekking van de VGB leiden. Op 3 juni 2015 heeft de afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State in drie zaken het bezwaar van een defensiemedewerker tegen zo’n intrekking van de VGB gegrond verklaard.

Juridisch kader

Het intrekken van de VGB door de minister van Defensie geschiedt op grond van artikel 10 van de Wet Veiligheidsonderzoeken. Zo’n stap neemt de minister als hij meent dat er onvoldoende waarborgen zijn dat de militair onder alle omstandigheden zijn functie nauwgezet kan vervullen.

De afwegingen om een VGB al dan niet te verstrekken lag gedurende vele jaren vast in de zogenaamde Beleidsregeling justitiële antecedenten bij veiligheidsonderzoeken. Deze Beleidsregeling is op 1 november 2013 vervangen door de Beleidsregel Veiligheidsonderzoeken.

Criteria voor intrekking van de VGB zijn de navolgende strafbare feiten

  • overtreding van de Opiumwet
  • Het begaan van een zedendelict (muv art 239 en 240 van het Wetboek van Strafrecht(WvS))
  • Een misdrijf waarop een mogelijke gevangenisstraf van drie jaar of meer is gesteld (muv artikel 300 van het Wetboek van Strafrecht(WvS)
  • Indien door een personeelslid van de KMar één of meer misdrijven zijn gepleegd

De minister dient aldus de Beleidsregel onderstaande vragen in onderlinge samenhang mee te wegen in de definitieve beslissing:

  • Wat is er precies gebeurd?
  • Wanneer is het gebeurd?
  • Hoe zwaar is de straf die opgelegd is?
  • Hoe oud was de militair toen het strafbare feit werd begaan?
  • Welke justitiële gegevens zijn er nog meer over de militair bekend?
  • Wat voor een vertrouwensfunctie vervult de militair?
  • Wat is de visie van de commandant?

 

Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State

 

Schennis van de eerbaarheid (LJN RVS:2015:1740)

Militair A was veroordeeld voor schennis van de eerbaarheid op een niet openbare plaats. Tijdens de zitting werd naar voren gebracht dat

  • dit strafbare feit (art 239 WvSr) in de nieuwe beleidsregel specifiek uitgezonderd is
  • de militair geen zware straf had t.w. 40 uren werkstraf en 2 maanden militaire detentie maar dat laatste was voorwaardelijk
  • de commandant – in persoon aanwezig – geen beletselen zag dat de militair in alle omstandigheden zijn functie nauwgezet kon vervullen
  • een tweede commandant de militair als betrokken en goed functionerend neerzette.

De rechtbank ging mee in het betoog van de verdediging en oordeelde dat de minister onvoldoende rekening had gehouden met alle feiten en omstandigheden, die relevant zijn voor een totaaloordeel. Ook had de minister geen enkele waarde gehecht aan het positieve oordeel van de commandant. Voor 1 november 2013 werd dat oordeel namelijk nog niet meegewogen.

 

Rijden onder invloed (LJN RVS:2015:1737)

Militair B was veroordeeld omdat hij in 2012 onder invloed van alcohol was doorgereden na een ongeval waarbij zwaar lichamelijk letsel aan een andere verkeersdeelnemer was toegebracht. Tijdens de zitting werd naar voren gebracht dat de minister in het besluit van 10 februari 2014 de nieuwe beleidsregel ingaande 1 november 2013 had moeten toepassen in plaats van de oude beleidsregeling. Nadere bestudering van artikel 7 lid 1 van de beleidsregel liet zien dat enkel en alleen de (oude) Beleidsregeling mag worden toegepast indien toepassing van de Beleidsregel ongunstiger zou zijn voor de betrokken militair. In dergelijke gevallen wordt het onredelijk gevonden de Beleidsregel toe te passen.

Nu de verklaring is ingetrokken op basis van de Beleidsregeling is aldus de Afdeling niet duidelijk of toepassing van Beleidsregel, waarbij alle feiten en/of omstandigheden inclusief het oordeel van de commandant worden betrokken tot een ander besluit zou kunnen leiden.

 

Poging tot doodslag (LJN RVS:2015:1751)

Een defensiemedewerker was in 2007 veroordeeld wegens poging tot doodslag in vereniging. De verdediging voerde aan dat geen enkele rekening was gehouden met de (persoonlijke) omstandigheden t.w.

  • het feit had 6,5 jaar geleden plaatsgevonden
  • de rechter had, rekening houdend met de persoonlijke omstandigheden, een lage straf opgelegd
  • de medewerker was nog nooit met justitie in aanraking geweest en had na zijn veroordeling het reclasseringstraject goed doorlopen
  • de commandant had een positieve oordeel afgegeven
  • de functie heeft een laag veiligheidsniveau
  • het ontslag heeft gezien de leeftijd van de medewerker onevenredige gevolgen

De Afdeling onderschreef het standpunt van de verdediging en oordeelde dat het besluit van de minister alle feiten en/of omstandigheden had moeten betrekken in de beslissing. Nu ontbeert het besluit een goede motivering omdat enkel het gepleegde feit is betrokken in het besluit.

Slotwoord

Intrekken van een VGB heeft ingrijpende consequenties. Zo’n besluit mag niet lichtvaardig worden genomen. Getuige de uitspraken van de Raad van State moet de minister opnieuw een besluit nemen. In dat besluit om een VGB al dan niet in te trekken moet meer dan voorheen alle feiten en/of omstandigheden inclusief het oordeel van de commandant worden meegewogen.

Op die wijze kan de minister van Defensie echt maatwerk leveren.

Vervolg

Op 19 augustus 2015 heeft de Minister van Defensie in de richting van de Kamer gereageerd op de drie uitspraken ( TK 34 000 X, 29 924 nr 109)

  • Nieuwe beleidsregel wordt toegepast indien de uitkomst gunstiger is voor de medewerk(st)er

Ze geeft in de brief aan: Bij zaken waar dat mogelijk is, zal, in het licht van de recente uitspraken van de Afdeling, de nieuwe beleidsregel alsnog worden toegepast voor zover dit nog niet is gedaan en dit tot een gunstiger oordeel voor betrokkene leidt.

  • Voorlichting aan commandanten voor een goede invulling van hun rol als commandant

Ook geeft de minister aan dat voorlichting kan ervoor zorgen dat commandanten en medewerkers exact weten wat van hen verwacht wordt: Van belang is dat commandanten en medewerkers inzicht hebben in de wijze waarop zij gegevens kunnen verstrekken, welke gegevens van belang kunnen zijn voor de besluitvorming en welke aspecten géén rol spelen in de afweging. Daarom zal bij de (herhaaldelijke) voorlichting aan commandanten en medewerkers aandacht worden gegeven aan een goede invulling van de rol van de commandant.

  • Begeleiding bij een in- en extern herplaatsingstraject

Hierover zegt de minister in de brief: Na intrekking van de VGB en nadat is vastgesteld dat interne herplaatsing niet mogelijk is, wordt bezien in hoeverre aanleiding bestaat voor begeleiding en ondersteuning bij het vinden van een functie buiten Defensie, bijvoorbeeld in de vorm van om- of bijscholing.