Deze pagina wordt regelmatig geactualiseerd.

Laatst bijgewerkt: 25 juli 2017

In het rood de laatste wijzigingen ten opzichte van de vorige versie

Indien u op de hoogte wilt blijven van de laatste stand van zaken kunt u deze pagina als favoriet in uw browser aangeven.

U kunt u ook aanmelden voor de nieuwsbrief. Op die manier blijft u op de hoogte van de laatste ontwikkelingen. Klik hier voor de aanmelding van de nieuwsbrief  .

Nieuwsbrief

22 januari 2017

Arbeidsvoorwaardenoverleg tussen Defensie en bonden is vastgelopen

Klik hier voor de nieuwsbrief van 22 januari 2017

 

Tijdslijn

 

16 april 2015

Eerste deelakkoord is getekend door drie van de vier Centrales voor Overheidspersoneel t.w. ACOM, VBM en KVMO/NOV. De FNV-bonden (AFMP, Marechausseevereniging) hebben het akkoord niet getekend.  

20150416-fotoarbeidsvoorwaarden-jpg

30 augustus 2016
Gezamenlijk bericht van Defensie en de bonden dat de onderhandelingen over de arbeidsvoorwaarden zijn begonnen

15 september 2016
Eerste formele vergadering om het tijdspad vast te stellen

21 september 2016
Defensie deelt eenzijdig mede dat de bijeenkomst op 22 september 2016 om over de arbeidsvoorwaarden te praten niet doorgaan

23 september 2016
Brief aan de minister om een formeel overleg tussen voorzitters en Defensie te plannen. Klik hier voor de brief.

29 september 2016
Formeel overleg tussen Defensie en de voorzitters. In deze vergadering werd door Defensie aangegeven dat er recentelijk ontwikkelingen zijn geweest die voor de werkgever van invloed zijn op de arbeidsvoorwaardenonderhandelingen binnen de sector Defensie. Defensie zal op korte termijn niet inhoudelijk onderhandelen over de nadere invulling van het eerste deelakkoord en nieuwe arbeidsvoorwaarden voor het Defensiepersoneel.

27 oktober 2016

De centrales van overheidspersoneel en de minister van Defensie hebben weer formeel met elkaar gesproken in het Sectoroverleg Defensie (SOD). In die vergadering gaf de Minister aan een oplossing te hebben gevonden voor de problemen, die in september voor ons de reden waren het overleg op te schorten. Toen wilde zij, ondanks haar toezegging, plotseling niet onderhandelen over een totaalpakket aan nieuwe arbeidsvoorwaarden voor het Defensiepersoneel.

24 november 2016

Defensie stuurt een brief naar de bonden waarin de mogelijkheid wordt gegeven voor hen die in 2017 met FLO gaan de datum tijdelijk op te schorten. klik hier voor de brief

19 januari 2017

Na drie maanden van overleg is door de gezamenlijke bonden vastgesteld dat alle pogingen van de centrales ten spijt om op constructieve wijze tot een vergelijk te komen zijn mislukt. Simpel gesteld, het arbeidsvoorwaardenoverleg is vastgelopen.  

Inleiding

Als militairen aan de initiële opleiding beginnen dan is de toekomsthorizon beperkt. Pensioen en ontslagleeftijd worden dan nog vaak gezien als een soort van ‘ver-van-mijn-bed-show’. Met het stijgen van de jaren en met name in de leeftijd tussen 30 en 40 jaar gaan de primaire en secundaire arbeidsvoorwaarden een grotere rol spelen. Er is mogelijk een gezin waar partner en kinderen samen met de militair een toekomst willen invullen.

In die periode vindt vaak de afweging plaats om bij Defensie te blijven óf om te zien naar een andere baan buiten Defensie. De vraag “Wat kan Defensie mij als militair bieden en hoe kan ik mij verder binnen Defensie ontplooien” wordt dan veel indringender gesteld. Kortom de plussen en minnen van een baan bij Defensie worden tegen elkaar afgewogen. Naarmate de arbeidsvoorwaarden bij Defensie meer gaan lijken op een reguliere baan dan zullen de zogenaamde ‘min-punten’ (uitzendingen, weekendhuwelijk, oefeningen) zwaarder gaan wegen. Op zo’n moment kan het besluit vallen om ondanks de fantastische diensttijd toch Defensie te verlaten.

Veel werd namelijk voor lief genomen omdat bij Defensie ook heel veel positieve punten zijn. De UKW-leeftijd is één van de punten die in meer of mindere mate in dat afwegingsproces (‘blijven of verlaten‘) een rol spelen.

De groep van militairen van 45 jaar en ouder heeft in zekere zin de keuze gemaakt en bewust ervoor gekozen om hun carrière binnen Defensie te vervolgen. Daarbij gaat deze groep uit van wat Defensie aan UKW-leeftijd heeft afgesproken met deze groep.

In de afgelopen jaren heeft Defensie bij vele militairen evenwel laten zien dat zij een onbetrouwbare partner is. Het psychologisch contract dat Defensie met de militair heeft gesloten wordt vaak eenzijdig en in het nadeel van de militair door Defensie gewijzigd. Als het uitkomt verwijst Defensie naar de bijzondere positie van de militair (zie kamerbrief over de bijzondere positie) waardoor Defensie zich niet gebonden voelt aan wat in de rest van Nederland is geregeld. De wetgeving wordt als het ware voor de militair buiten spel gezet. De militair accepteert dat ook: ‘daar ben je militair voor geworden‘.  Defensie is dan een spiegel voor de samenleving vgl. het zero-tolerance beleid ten aanzien van drugs. Maar het kan ook maar zo zijn dat Defensie meent dat al het defensiepersoneel inclusief de militairen de landelijke ontwikkelingen moet volgen bv. als het gaat om langer blijven werken. Dan ineens zijn de militairen een afspiegeling van diezelfde samenleving.

In dat kader is de UKW-leeftijd in de afgelopen jaren bij de KL/KLu en KMar in stappen verhoogd van 55 jaar naar 58 jaar en niet veel later weer verder verhoogd naar 60 jaar. Bij personeel van de Koninklijke Marine was de ene overgangsregeling nog niet afgerond of de volgende overgangsregeling diende zich alweer aan. De ontslagleeftijd van 50 jaar wordt bij sommige groepen personeel van de Koninklijke Marine ingeruild voor uiteindelijk 60 jaar. Het perspectief van een ontslagleeftijd zoals voorgespiegeld bij de initiële opleiding is bij deze groep van militairen reeds vele en vele jaren als gevolg van overgangsmaatregelen opgehoogd.

Ophoging UKW-leeftijd

De huidige ophoging van de AOW-leeftijd heeft bij militairen twee effecten t.w.

  • het ontstaan van een AOW-gat
  • de ophoging van de UKW-leeftijd

 

In 2015 meent Defensie dat met de voorlopige voorziening de problematiek rondom het AOW-gat voorlopig is opgelost. In 2016 wil Defensie grote stappen maken om een nieuwe diensteinderegeling met de bonden af te spreken.

In het eerste deelresultaat (klik hier) staat over de diensteinderegeling:

Partijen komen overeen dat over deze regeling op een dusdanig moment overeenstemming dient te zijn bereikt dat deze dan op 1 januari 2017 geëffectueerd kan worden.

 

Verschillende categorieën militair personeel

 

Op basis van het Algemeen Militair Ambtenarenreglement (AMAR) kunnen ten aanzien van de ontslagdatum – in hoofdlijnen – drie categorieën worden onderscheiden:

 

Categorie 1: militairen die reeds met UKW zijn gegaan

Deze categorie is reeds met UKW en heeft nu een UKW-uitkering.

 

Categorie 2: militairen die vallen onder het overgangsbeleid én nog niet met UKW zijn

Voor deze categorie is de ontslagleeftijd afhankelijk van het krijgsmachtdeel en de rang bij dienstverlating.

  • De ontslagleeftijd van militairen van de Koninklijke Landmacht, Koninklijke Luchtmacht en Koninklijke Marechaussee wordt in stappen opgehoogd van 55 jaar naar 60 jaar. Voor meer details over UKW- en AOW-leeftijd (klik hier)
  • De ontslagleeftijd van militairen van de Koninklijke Marine, die zonder rang zijn of die een rang bekleden lager dan luitenant ter zee der derde klasse , wordt in stappen opgehoogd van 50 naar 55 jaar. Voor meer details over UKW- en AOW-leeftijd (klik hier)
  • De ontslagleeftijd van militairen van de Koninklijke Marine, die de rang bekleden van luitenant ter zee der derde klasse, luitenant ter zee der tweede klasse of luitenant ter zee der tweede klasse oudste categorie wordt in stappen opgehoogd van 52 jaar naar 57 jaar. Voor meer details over UKW- en AOW-leeftijd (klik hier)
  • De ontslagleeftijd van militairen van de Koninklijke Marine,  die de rang bekleden van luitenant ter zee der eerste klasse, of een hogere rang hebben, is in stappen opgehoogd naar 60 jaar. (klik hier)

 

Categorie 3: het nieuwe beleid

Voor militairen die niet onder de overgangsregeling vallen geldt op dit moment een ontslagleeftijd van 60 jaar. Deze ontslagleeftijd geldt voor:

  • militairen van de KL/KLU en KMar die geboren zijn op of na 1 januari 1963
  • militairen KM zonder rang of militairen die een rang bekleden lager dan luitenant ter zee der derde klasse én die geboren zijn op of na 1 januari 1975
  • voor militairen KM die de rang bekleden van luitenant ter zee der derde klasse, luitenant ter zee der tweede klasse of luitenant ter zee der tweede klasse oudste categorie én die geboren zijn op of na 1 januari 1975
  • voor militairen KM die de rang bekleden van luitenant ter zee der eerste klasse, of een hogere rang én die geboren zijn op of na 1 januari 1966

 

Beleid van het ministerie van Defensie

 

Het nieuwe beleid van Defensie is – in beginsel – erop gericht om de militair een UKW-uitkering van maximaal 5 jaren te geven, waardoor er geen AOW-hiaat is. De militair gaat in dat nieuwe beleid namelijk 5 jaar voor de AOW-leeftijd met UKW.

In het eerste deelakkoord van 3 maart 2015 (klik hier) staat het aldus:

  • Het recht op UGM-uitkering gaat hierbij vijf jaar voor de AOW-leeftijd in
  • De nieuwe diensteinderegeling kent geen AOW-gat

Defensie hanteert voor de militair een maatwerkpakket, waarbij militairen eerder kunnen stoppen met werken of langer kunnen doorgaan. In het eerste deelakkoord staat het volgende:

  • De criteria waardoor dit recht, op individuele gronden, op een eerder dan wel later moment kan ingaan worden nader ingevuld
  • Defensie en de Centrales maken afspraken om het vrijwillig langer doorwerken door militairen te bevorderen. Hierbij wordt een instrumentarium ontwikkeld om op basis van individuele keuzes het langer doorwerken te faciliteren;
  • Bij het vormgeven van deze regeling zullen de afspraken, waaronder inverdienen, zoals deze in voorgaande jaren ten aanzien van groepen militairen zijn gemaakt worden meegenomen;

Probleem is evenwel dat de Regering vanaf 2017 elk jaar bekend maakt wanneer de AOW-leeftijd 5 jaar later is. Dus in 2017 wordt de AOW-leeftijd in 2022 bekend gesteld en in 2018 de AOW-leeftijd in 2023, enz.

Dat betekent feitelijk dat iemand van 40 jaar op dit moment niet weet wanneer hij met AOW gaat en daarmee ook niet weet wanneer zijn UKW-ontslagleeftijd is.

De nadere invulling wordt dit jaar met de bonden afgesproken maar het vertrekpunt van een maximale UKW-periode  van 5 jaar is als het aan Defensie ligt ‘leading’.

De VBM houdt in een artikel op de website (klik hier) vast aan de toezegging van de minister dat oude rechten gerespecteerd blijven. Dat betekent aldus het artikel dat de 5 jaar UKW voor die groep niet zal gelden, tenzij zij zelf dat te kennen geven. 

“De VBM heeft samen met twee andere bonden en met de minister op basis van achterbanraadpleging een handtekening gezet onder de afspraak dat de groep militairen die onder de overgangsmaatregel vallen onder het huidige diensteindestelsel blijven vallen, als zij dat kenbaar maken”.

De AFMP constateert dat Defensie reeds voorsorteert op het nieuwe diensteindestelsel. Er is namelijk een nieuwe instructie van de CDS over de Defensie Conditie Proef (DCP). In deze instructie zijn de verplichting en eisen opgenomen voor het afleggen van de DCP voor militairen boven de 60 jaar. Daarmee wordt impliciet de suggestie gewekt dat (operationeel) doorwerken boven de 60 jaar voor iedereen een voldongen feit is. 

Klik hier voor de nieuwe DCP-instructie CDS

Gevolgen voor de categorie-1 militairen

De categorie 1-militairen hebben niet meer te maken met een UKW-leeftijd omdat deze militairen Defensie al hebben verlaten. Deze groep ontvangt nu een UKW-uitkering en op de leeftijd van 65 jaar een pensioenuitkering aangevuld met een extra uitkering om het zogenaamde AOW-hiaat op te vangen. Indien de Centrale Raad van Beroep (klik hier voor het dossier AOW-gat) ook van mening is dat er sprake is van leeftijdsdiscriminatie en uitspraak doet in het voordeel van de UKW-militairen dan ontstaat er een nieuwe situatie. Kortom : wordt vervolgd

 

Gevolgen voor de categorie-2 militairen

Voor de categorie 2 militairen (‘vallend onder het overgangsbeleid en nog niet met UKW‘) geeft het eerste deelakkoord enkele aanwijzingen:

  • Partijen komen overeen dat in ieder geval de rechten van militairen die nu in het overgangsregime zitten zullen worden gerespecteerd.
  • Deze groep gaat in principe ook over naar de nieuwe diensteinderegeling.
  • Deze groep heeft echter het recht om, op eigen verzoek, onder de huidige diensteinderegeling te blijven vallen.

Indien de zinnen nauwgezet worden gelezen dan vallen de categorie-2 militairen in beginsel onder het nieuwe regime van de diensteinderegeling (‘maximaal 5 jaar UKW‘), maar deze groep van militairen hebben in het verleden specifieke UKW-rechten opgebouwd en die worden aldus Defensie en de bonden gerespecteerd. Toch zit het addertje in de laatste bullet namelijk dat ze wel het recht hebben om onder de huidige diensteinderegeling te vallen maar wel op eigen verzoek.

Kortom als je ergens recht op hebt waarom moet er dan nog staan ‘op eigen verzoek‘.

Was het niet logischer geweest als bovenstaande bullets als volgt waren neergezet:

  • Partijen komen overeen dat in ieder geval de rechten van militairen die nu in het overgangsregime zitten zullen worden gerespecteerd.
  • Deze groep volgt in principe het overgangsregime.
  • Deze groep heeft echter de mogelijkheid om, op eigen verzoek, onder de nieuwe diensteinderegeling te gaan vallen.

Zoals eerder aangegeven moet Defensie met de bonden uiterlijk 1 januari 2017 tot een overeenstemming komen.

Boze tongen beweren dat het recht op de ontslagdatum wordt losgetrokken van het recht om die gehele periode ook een UKW-uitkering te ontvangen. Met andere woorden: als de militair conform de overgangsregeling eerder met FLO gaat hoe zit het dan met de UKW-uitkering? Heeft die militair een volledige UKW-uitkering over de totale UKW-periode? Of geldt ook voor die groep een maximale UKW-termijn van 5 jaar? Komt er als gevolg daarvan een zogenaamd UKW-gat?

Laten we de afzonderlijke groepen van militairen die in aanmerking komen voor het overgangsbeleid de revue passeren:

Nota Bene: bij onderstaande voorbeelden is geen rekening gehouden met mogelijke inverdieneffecten waardoor de UKW-leeftijd kan worden verlaagd.

KL/KLu/KMar

  • Militairen van de KL/KLu en KMar geboren in 1959 verlaten in 2017 op een ontslagleeftijd van 58 jaar de militaire dienst. Dat betekent tot aan de leeftijd van 65 jaar een UKW-periode van 7 jaar. Bij deze groep vallen in 2017 dan de geboortejaren 1960 t/m 1962 nog onder het overgangsregime, waarbij de laatsten (geboren 31 december 1962) met een ontslagleeftijd van 59 jaar en 6 maanden op 1 augustus 2022 met UKW gaan. Voor deze geboortejaren is de AOW-leeftijd naar alle waarschijnlijkheid ook opgehoogd naar 67 jaar en 9 maanden. Voor een overzicht van UKW- en AOW-leeftijd voor deze groep (klik hier)

KM

  • Militairen van de KM met een rang lager dan LTZ3 geboren in 1964 verlaten in 2017 op een ontslagleeftijd van 53 jaar de militaire dienst. Dit betekent tot aan de leeftijd van 65 jaar een UKW-periode van 12 jaar.  Bij deze groep vallen in 2017 dan de geboortejaren 1965 t/m 1974 nog onder het overgangsregime, waarbij de laatsten met een ontslagleeftijd van 55 jaar pas in het jaar 2030 met UKW gaan. De laatste groep heeft een UKW-periode van 10 jaar. Voor een overzicht van UKW- en AOW-leeftijd voor deze groep (klik hier)
  • Militairen van de KM met een rang van LTZ3/LTZ2/LTZ2OC geboren in 1962 verlaten in 2017 op een ontslagleeftijd van 55 jaar de militaire dienst. Dit betekent tot aan de leeftijd van 65 jaar een UKW-periode van 10 jaar.  Bij deze groep vallen in 2017 dan de geboortejaren 1963 t/m 1974 nog onder het overgangsregime, waarbij de laatsten met een ontslagleeftijd van 57 jaar op pas in het jaar 2031 met UKW gaan. De laatste groep heeft daarmee een UKW-periode van 8 jaar. Voor een overzicht (klik hier)
  • Militairen van de KM met een rang van LTZ1 of hoger geboren in 1960 verlaten in 2017 op een ontslagleeftijd van 57 jaar de militaire dienst. Dit betekent tot aan de leeftijd van 65 jaar een UKW-periode van 8 jaar. Bij deze groep vallen in 2017 dan de geboortejaren 1961 t/m 1965 nog onder het overgangsregime, waarbij de laatsten met een ontslagleeftijd van 59 jaar en 6 maanden uiterlijk in 2025 met UKW gaan. Deze laatste groep heeft een UKW-periode van 5,5 jaar. Voor een overzicht  (klik hier)

 

Op basis van bovenstaande gegevens valt op dat militairen (afhankelijk van rang en krijgsmachtdeel) in het overgangsregime

  • een UKW-periode variërend van 7 tot 12 jaar hebben
  • de militaire dienst verlaten over een maximale tijdsperiode variërend van 2025 tot en met 2031

Indien Defensie aan de rechten (‘psychologisch contract‘) van deze totale groep sleutelt betekent dat linksom of rechtsom een versobering (in tijd of geld) tijdens de UKW-periode. Natuurlijk zal er een overgangsregime over het huidige overgangsregime komen maar  bepaalde groepen krijgen wederom een knauw van Defensie.

 

 

Gevolgen voor de categorie-3 militairen

Defensie houdt aldus het eerste deelakkoord vast aan ‘maximaal 5 jaar UKW‘ zodat er geen AOW-hiaat is. Afhankelijk van het geboortejaar kan de ontslagleeftijd naar bijvoorbeeld 64 jaar gaan als de AOW-leeftijd 69 jaar is. In dat geval wordt er 5 jaar UKW-uitkering genoten. De ontslagleeftijd kan echter mogelijk lager uitvallen maar dat is afhankelijk van de staat van dienst van die militair (de zogenaamde inverdienmogelijkheden).

In het advies aan de minister van Infrastructuur en Milieu (klik hier) wordt op pagina 15 nader ingegaan op de arbeidsvoorwaarden van de luchtverkeersleiders bij Defensie.

  • Militairen kennen een regeling voor Functioneel Leeftijdsontslag (UKW genaamd). Deze ging oorspronkelijk in op 55-jarige leeftijd. Men kreeg een UKW-uitkering van ongeveer 70% van het eindloon tot aan de pensioenleeftijd. Het opgebouwde ouderdomspensioen leverde een uitkering op van ongeveer 80%. Binnen Defensie zijn inmiddels afspraken gemaakt over het afbouwen van deze regeling. Voor de luchtverkeersleiders blijft de regeling open.
  • De nieuw instromende militairen worden echter ingepast in een nieuwe regeling. Basis daarvan is het daadwerkelijk militair zijn: de aard van de militaire functie en de belasting daarin zijn leidend.

In dat kader is van belang wat de commissie bedoeld met: Basis daarvan is het daadwerkelijk militair zijn: de aard van de militaire functie en de belasting daarin zijn leidend. Blijkbaar wordt straks het militair zijn (operationeel, oefeningen, varen, vliegen, op missie) mede bepalend voor een andere ontslagdatum.

Kortom alle militairen die in categorie 3 (‘geen overgangsregime’) vallen en met 60 jaar met FLO willen hebben ook te maken met een UKW-gat, omdat de UKW dan maar voor 5 jaar wordt gegarandeerd.

 

Wat zeggen de militairen er zelf van

Defensie als werkgever

Defensie is voor vele militairen een te gekke werkgever. Ze zijn trots op het bedrijf maar ze balen ook enorm omdat de keerzijde van Defensie als onbetrouwbaar overkomt.

Vandaag kan iets zwart zijn maar morgen verklaart Defensie het wit. Als militairen én Defensie afspraken maken dan moet Defensie zich ook aan de eenmaal gemaakte afspraken houden. Tijdens het spel kun je toch de regels niet aanpassen en dan vooral niet als de wedstrijd bijna is afgelopen. Doet Defensie dat wel  dan vindt er een uittocht van goed en gemotiveerd personeel plaats (‘braindrain’). 

FLO was altijd een ’selling point’.

Veel eerder dan met 65 jaar met pensioen te gaan is voor velen een harde overweging geweest om bij Defensie te blijven. Militairen hebben daarvoor veel opzij of op het tweede plan gezet. 

De dissatisfiers (o.a. uitzendingen, oefeningen, veelvuldige (o)verplaatsingen) die gepaard gaan met de bijzondere positie van de militair werden goedgemaakt door een ontslagdatum die sterk concurrerend was met de rest van de overheid en het bedrijfsleven.  

Voor sommigen was die ontslagdatum een vertrekpunt voor andere plannen inclusief (financiële) verplichtingen. Eénzijdig de afspraken wijzigen betekent dat zo’n  investering zinloos is geworden.

Overgangsregeling

Sommige militairen hebben al de nodige overgangsregelingen meegemaakt. Defensie respecteert volgens het eerste deelakkoord de overeengekomen regelingen. Vraag is wel of die regelingen dan sterk worden versoberd. Defensie zegt niets daarover. De betrokken militairen zijn daar niet gerust op.  

Militairen in de overgangsregeling moeten als uitgangspunt automatisch volgens deze regeling en die voorwaarden de dienst verlaten.  Voor dit recht moet aldus de reacties gevochten worden. Dat betekent feitelijk geen inlevering van tijd of uitkering.

Ophoging betekent enkel en alleen versoberen

De geplande ophoging van de leeftijd betekent ook dat militairen langer in dezelfde rang blijven omdat er veel te weinig bevorderingsruimte is. Dat is nu al zo en wordt alleen maar erger. Langer in de rang betekent financiële stilstand omdat de salarisnummers niet met de ophoging zijn meegegroeid.

Onzekerheid bij specifieke groepen

Grote onzekerheid is er alle groepen die in het zicht van de haven mogelijk te maken krijgen met ingrijpende wijzigingen van de ontslagdatum. 

Meer specifiek is er onzekerheid bij de groep die even een uitstapje buiten Defensie heeft gemaakt  maar er toch voor gekozen heeft om terug te gaan naar Defensie. Vaak zijn deze militairen ondanks de overgangsregeling gebonden aan de aanvullende voorwaarden waaronder een nieuwe ontslagdatum die bij herintreding zijn afgesproken. In hoeverre zijn die afspraken nog hard?

Ook is er onzekerheid bij de groep van militairen die net (soms zelfs één dag) buiten de overgangsregeling vallen. Komt er een nieuwe overgangsregeling óf is maximaal 5 jaar UKW dan gewoon keihard de nieuwe realiteit.

Militairen hebben hun aandeel al geleverd

Militairen hebben hun bijdrage al ruim geleverd, want militairen hebben in de afgelopen periode al vele jaren ophoging van de ontslagdatum gekregen (zelfs 5 jaar of meer). Bij burgers binnen en buiten Defensie is dat nu pas slechts maximaal 2 jaar. 

Slotopmerkingen

De bonden zijn in de komende periode druk in onderhandeling met Defensie over de invulling van het nieuwe diensteindestelsel. Bovenstaande notitie is gebaseerd op open bronnen en laat enkel zien waar de schoen mogelijk in de komende periode gaat wringen en welke groepen van militairen daar direct mee te maken krijgen.

Met name voor de groep die al in het huidige overgangsregime zitten is het zaak om bijtijds én indringend bij hun eigen bond te informeren wat het standpunt en het vertrekpunt van het bestuur is of gaat worden.

Ook is het goed dat het bestuur van de leden weet waar de grens ligt in de onderhandelingen. Uiteindelijk moet in de uiteindelijke besluitvorming over het algehele akkoord de stem van de betrokken militairen worden gehoord.

Natuurlijk maakt elke militair zijn/haar eigen afweging om langer of korter bij Defensie te werken dan de oorspronkelijke ontslagdatum volgens het AMAR. Maar als de ontslagdatum volgens het AMAR vergezeld wordt van een beperktere UKW-uitkering dan is de vraag of dat ook zo in het psychologisch contract stond dat de militair ooit met Defensie had gesloten.  Ook zij die aan het begin staan van een carrière bij Defensie willen duidelijkheid hebben, want anders gaat de voorkeur uit naar functies buiten Defensie. Op dat moment is niet de zuigkracht van het bedrijfsleven maar de blaaskracht van Defensie de oorzaak van de vacatures in de defensieorganisatie.  

Kortom elke militair wil weten wat een afspraak met Defensie nog waard is?