Uitspraak CRvB over SBK 2012 teleurstellend
Vandaag heeft de Centrale Raad van Beroep een uitspraak gedaan over de einddatum van de ww-uitkering voor hen die via SBK2012 Defensie hebben verlaten. Ook de Raad vindt dat de einddatum van de uitkering bij 65 jaar eindigt en niet bij de pensioengerechtigde leeftijd (= AOW-leeftijd)
Pensioengerechtigde leeftijd
Op 10 januari jl. was er een hoger beroep bij de Centrale Raad van Beroep.
Insteek was de interpretatie van het Sociaal Beleidskader 2012 en dan met name de zinsnede ’tot de geldende pensioengerechtigde leeftijd”.
In het Besluit bovenwettelijke uitkeringen bij werkloosheid voor de sector Defensie (veelal afgekort met BWDEF) staat dat de uitkering eindigt uiterlijk de dag waarop betrokkene de pensioengerechtigde leeftijd heeft bereikt. (artikel 2 lid 5)
In het Sociaal Beleidskader Defensie 2012 – 2016 :
Voor medewerkers van 50 jaar en ouder met een diensttijd van tenminste 10 jaar geldt op grond van het BWW een uitkeringsgarantie tot de dan geldende pensioengerechtigde leeftijd.
Vandaag 22 februari 2018 was de uitspraak en die was in meerdere opzichten teleurstellend. Allereerst werd slechts de verkorte uitspraak voorgelezen met andere woorden alleen de uitspraak maar niet de overwegingen die tot die uitspraak leiden. Ten tweede werd de verkorte uitspraak (‘dictum’) gelezen door een rechter die inhoudelijk met de zaak van 10 januari jl. niets van doen had. Hij kon los van de verkorte uitspraak geen nadere toelichting geven.
Tenslotte was de uitspraak teleurstellend.
De hoger beroepen werden ongegrond verklaard met andere woorden: Defensie werd in het gelijk gesteld. Feitelijk betekent dit dat de Raad meent dat Defensie terecht zowel voor SBK2004 als ook voor SBK2012 het wachtgeld/uitkering bij 65 jaar laat stoppen en daarna met de aanvullende maatregelen komt.
Nogmaals de overwegingen van die uitspraak zijn vandaag niet medegedeeld. Zodra de definitieve uitspraak bekend is zal die in een nieuwsbrief worden gedeeld.
Voor zover ik kan nagaan draaien de overwegingen om tot deze uitspraak te komen om het begrip ‘pensioengerechtigde leeftijd’.
In BWDEF wordt onder pensioengerechtigde leeftijd verstaan:
de leeftijd als bedoeld in artikel 39, tweede lid, onder b van het Algemeen militair ambtenarenreglement, dan wel artikel 122 van het Burgerlijk ambtenarenreglement defensie;
Bij oud-burgermedewerk(st)ers van Defensie is dat 65 jaar want in artikel 122 BARD staat: Aan ambtenaren wordt, behoudens in zeer bijzondere gevallen, bij het bereiken van de leeftijd van 65 jaar door de bevoegde autoriteit, bedoeld in artikel 112, eerste of tweede lid, het ontslag als bedoeld in artikel 121, eerste lid onder h, verleend met ingang van de eerstvolgende maand.
In de toelichting op het SBK staat daarover:
De pensioengerechtigde leeftijd voor militairen en burgerambtenaren is op dit moment 65 jaar. Op dat moment ontstaat aanspraak op een uitkering op grond van de Algemene ouderdomswet en een ouderdomspensioen op grond van het ABP pensioenreglement, voor militairen is dat artikel 17.6.2 lid 1 en voor Burgerambtenaren artikel 7.3 lid 1. Het is aannemelijk dat de pensioenleeftijd van 65 jaar de komende tijd zal wijzigen. Derhalve is gekozen voor een algemene verwijzing en niet voor een vaste leeftijd.
Bij militairen wordt in BWDEF bij ‘pensioengerechtigde leeftijd‘ verwezen naar artikel 39 tweede lid onder b van het AMAR. Wat staat daar? Aan de militair kan verder uitsluitend ontslag worden verleend wegens het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd;
Het lijkt er gezien bovenstaande op dat de Centrale Raad van Beroep strakker vasthoudt aan de vaste leeftijd van 65 jaar zoals is vermeld in het BWDEF dan dat de Raad zich laat leiden door de nadere toelichting op het SBK2012.
Feitelijk betekent dit ook dat de bonden in 2011 veel gerichter Defensie hadden moeten vragen over de einddatum van de uitkering in relatie tot artikel 122 BARD. Is die 65 jaar in beton gegoten?
Wat nu?
Defensie heeft wederom gewonnen maar in alle voorlichting, informatie, mails en brieven heeft Defensie vanaf 2011 altijd aangegeven dat als de pensioengerechtigde leeftijd omhoog gaat daarmee ook de einddatum van de uitkering omhoog gaat.
We moeten de overwegingen van de Raad nog zien, maar in de mails/brieven en voorlichting van WW-plus en/of DC HR zitten nog kansen om een andere (lees: betere) uitspraak uit te lokken.
Reeds in 2014 gaf DC HR bijvoorbeeld aan:
In het SBK2012 is opgenomen dat de uitkeringsduur eindigt op de dan geldende pensioengerechtigde leeftijd. Dit houdt in dat als in de toekomst de pensioenleeftijd wordt opgehoogd dan zal conform het SBK2012 de uitkeringsduur mee opschuiven.
Kortom Defensie spreekt met twee tongen. Dat waren we al vaker gewend geweest maar de Raad is er met open ogen ingetuind.