Onderstaand de laatste ontwikkelingen op het gebied van de pensioenen.

Indexatie van of korting op de pensioenen

De gepensioneerden hebben de afgelopen jaren geen enkele indexatie van hun pensioen gehad. De uitgaven (o.a. huur, gas, benzineprijs, BTW van 6% naar 9%) stegen zodat er per saldo netto per maand minder overblijft. Waarom is er geen indexatie oftewel waarom blijven de pensioen als het ware bevroren?

Pensioenfondsen zijn verplicht om een financiële buffer te hebben. Ze moeten bij een dekkingsgraad van 100% kunnen garanderen dat voor één euro die uitgegeven wordt aan pensioen er ook één euro in de kas zit. De actuele dekkingsgraad bij het ABP daalde van 104,4% begin 2018 naar 97,1% aan het eind van het jaar 2018. Met name in het vierde kwartaal was er sprake van een sterke daling.

Vanaf 1 januari 2015 moeten alle pensioenfondsen ook gebruik maken van de zogenaamde ‘beleidsdekkingsgraad’. De beleidsdekkingsgraad wordt berekend als een gemiddelde van de laatste twaalf actuele maandelijkse dekkingsgraden. De beleidsdekkingsgraad geeft hierdoor een stabieler inzicht in de financiële situatie van het pensioenfonds.

De beleidsdekkingsgraad van het ABP steeg aldus hun jaarverslag van 101,5% naar 103,8%. Dit niveau is feitelijk nog te laag zodat het ABP gedwongen was om begin 2019 een nieuw herstelplan in te dienen.

In beginsel betekent dit dat er in 2019 geen verlaging van de pensioenen hoeft te worden doorgevoerd. Aan de andere kant is aldus het ABP het niveau van de beleidsdekkingsgraad te laag om de pensioenen te kunnen verhogen.

Er bestaat zelfs een kans dat ABP de pensioenen in de toekomst moet verlagen. Als de beleidsdekkingsgraad langer dan 5 jaar onder de 104,2% blijft, dan schrijven dezelfde wettelijke regels voor dat ABP de pensioenen moet verlagen.

Dit kan op zijn vroegst in 2021 het geval zijn. Als echter de actuele dekkingsgraad eind 2019 beneden de kritische dekkingsgraad van circa 90% zakt, dan kan een korting al in 2020 nodig zijn.

Lees meer over het ABP jaarverslag

 

Eindloon of middelloon voor militairen

Eind vorig jaar hebben de gezamenlijke bonden (met uitzondering van de ACOM) Defensie met een kort geding voor de rechter gedaagd. Inzet was de pensioenregeling voor militairen. Omdat het concept arbeidsvoorwaardenakkoord door de achterban was afgewezen had het ABP zonder protest van Defensie de pensioenregeling voor militairen per 1 januari 2019 eenzijdig aangepast. De eindloonregeling was daarmee voor de militairen ingeleverd voor een zogenaamde basisregeling.

De rechter wees de vordering van de bonden af en stelde Defensie in het gelijk.

Voor de uitspraak klik hier.

In het arbeidsvoorwaardenakkoord staat aldus de kantonrechter namelijk duidelijk dat de huidige eindloonregeling zal worden verlaten. Daarbij is in het akkoord geen voorbehoud opgenomen. Het vertrekpunt is aldus de rechtbank de middelloonregeling en de partijen moeten nog komen tot een nadere invulling van die middelloonregeling. De eindconclusie was dat bonden in het ongelijk werden gesteld.

Op maandag 13 mei 2019 werd het hoger beroep tegen deze uitspraak behandeld. In zekere zin was tijdens de zitting sprake van een herhaling van zetten. Voor Defensie blijft het pensioenreglement het vertrekpunt en daar staat dat per 1 januari 2019 de middelloonregeling voor militairen van toepassing is.

De bonden zien dat geheel anders. Zij blijven vasthouden aan de pensioenafspraken die in 2017 met de werkgever zijn gemaakt. Daarbij is namens hen in de richting van de rechters betoogd dat zolang er niet definitief een nieuwe, uitgewerkte en door de leden geaccepteerde pensioenregeling is overeengekomen, de eindloonregeling voor militairen in stand blijft.

Het Gerechtshof Den Haag verwacht op 9 juli 2019 uitspraak te doen.

Een nieuw pensioenstelsel

De Nederlandse pensioenfondsen beheren een gezamenlijk vermogen van zo’n 1400 miljard euro. Daarvan is gemiddeld een kwart belegd met een rendement van soms maar 0,25 procent.
Deze weinig risicovolle beleggingen zijn op basis van afspraken in het zogenaamde Financieel Toetsings Kader (FTK) verplicht opgelegd aan de pensioenfondsen. De overheid wil voorkomen dat de pensioenfondsen te risicovolle beleggingen doen waardoor de pensioenen niet gegarandeerd kunnen worden.

Bonden en werkgevers zijn al jaren bezig om te komen tot een nieuw pensioenstelsel waarbij ook die ‘oude’ pensioenregels moeten veranderen. Eind vorig jaar leken de partijen tot elkaar te zijn gekomen, maar de handtekening werd tot zichtbaar ongenoegen van de Regering niet gezet.

De regering wilde niet op de handen blijven zitten.

Op 1 februari 2019 heeft de heer Koolmees, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid een tien-puntenplan bekend gemaakt. Voor het plan klik hier.

Deze tien punten behelzen de navolgende items:

  1. Uitwerking wetgeving voor de afschaffing van de doorsneesystematiek
  2. Wet verbeterde premieregeling toegankelijker en aantrekkelijker maken
  3. Meer maatwerk in het beleggingsbeleid
  4. Faciliteren omzetting bestaande aanspraken naar een pensioencontract met persoonlijke pensioenvermogens
  5. Opname bedrag ineens mogelijk maken
  6. Communiceren over persoonlijke pensioenvermogens
  7. Verbreden reikwijdte van het pensioenstelsel
  8. Verbeteringen voor nabestaanden
  9. Onderzoek naar de koppeling tussen levensverwachting en pensioenleeftijd
  10. Benoeming leden Commissie Parameters

De minister wil met deze brief mogelijkheden aan de pensioenfondsen bieden om meer tegemoet te komen aan de wensen van de individuele deelnemer. Daarmee heeft de deelnemer namelijk meer invloed op de beleggingsmogelijkheden. Op zich is dat nieuw want in het Regeerakkoord stond al dat gekozen wordt voor een stelsel met persoonlijke potjes.

Op 11 februari 2019 had minister Koolmees ook al een laatste update naar de Eerste Kamer gestuurd. Klik hier voor deze brief

In het regeerakkoord staat daarover (klik hier voor het Regeerakkoord)

Ook in ons pensioenstelsel is een nieuwe balans nodig. We willen van abstracte aanspraken die leiden tot teleurstellingen, naar de opbouw van individueel pensioenvermogen. Elementen van collectieve risicodeling blijven daarbij verstandig en noodzakelijk. Samen met sociale partners willen wij zo’n nieuw stelsel gestalte

En

Voortbouwend op de werkzaamheden en rapporten van de SER wil het kabinet het pensioenstelsel hervormen tot een meer persoonlijk pensioenvermogen met collectieve risicodeling, waarbij de doorsneesystematiek wordt afgeschaft.

Pensioen en AOW

Pensioen kan niet los worden gezien van de AOW. Immers in het pensioenreglement wordt het pensioen bij de meeste Nederlanders uitgekeerd op het moment dat de AOW begint.

Met name voor sommige bezwarende beroepen betekent het naar voren halen van het pensioen een financiële aderlating. Men heeft weliswaar eerder pensioen maar dat pensioen blijft levenslang lager dan dat het pensioen pas op de AOW-leeftijd wordt aangesproken.

Ten aanzien van de AOW-leeftijd wil minister Koolmees getuige de eerder aangehaalde kamerbrief niet terug naar een AOW-leeftijd van 66 jaar zoals voorgesteld door de bonden.

Het kabinet is wel bereid om te bezien of tot 2024 de AOW-leeftijd bij 67 jaar en 3 maanden kan blijven.

Het kabinet ziet namelijk de nodige hobbels om de AOW-leeftijd naar beneden bij te stellen t.w.

  • Budgettair: het moet nog wel betaalbaar blijven;
  • De systemen: wijzigingen hebben direct ook consequenties voor de systemen van de uitkerende instanties;
  • Eerder AOW kan voor de groepen die een uitkering hebben nadelig werken. De AOW is in de meeste gevallen lager dan de uitkering;
  • Kenbaarheidsvereiste: wijzigingen moeten minimaal 6 maanden van tevoren bekend worden gemaakt zodat zowel instanties als ook AOW-gerechtigden daar rekening mee kunnen houden.

Het kabinet biedt aldus de kamerbrief aan om te onderzoeken of de koppeling van de AOW aan de levensverwachting anders kan worden vormgegeven dan op de huidige manier waarbij één jaar langer leven ook één jaar later AOW betekent.

Omdat er nog steeds geen pensioenakkoord is en de Regering niet wil tornen aan de AOW hebben de bonden acties in het Openbaar Vervoer aangekondigd.

Morgen, 28 mei 2019, ligt het Openbaar Vervoer in grote delen van Nederland plat. De bonden willen met deze actie bewerkstelligen dat de AOW-leeftijd wordt bevroren op 66 jaar en dat pensioenen waardevast worden. Ook vinden de vakbonden dat de pensioenen moeten meegroeien met de stijgende prijzen.

Natuurlijk hebben de bonden en de Regering na het clash over het pensioenakkoord eind vorig jaar niet stilgezeten. Achter de coulissen wordt informeel onderhandeld teneinde te bezien of beide partijen toch tot elkaar kunnen komen.

Getuige de media is de Regering bereid om de stijging van de AOW-leeftijd tijdelijk stop te zetten. In dat geval blijft de AOW-leeftijd nog enkele jaren bevroren op 67 jaar en 3 maanden.
Voor met name enkele zware beroepen (o.a. militair, politie en brandweer) kan dit gunstig uitvallen omdat in hun huidige rechtspositie de FLO-leeftijd gekoppeld is aan de AOW-leeftijd. Zo gaan militairen met de Nieuwe Diensteinderegeling 5 jaar voor de AOW-leeftijd met FLO. Een bevriezing van de AOW-leeftijd betekent automatisch dat de FLO-leeftijd ook niet verder omhoog gaat.