Dwangsom is geen loon
Algemeen
De overheid is volgens de wet verplicht om verzoeken of bezwaren met voortvarendheid te behandelen. In sommige gevallen lukt dat niet. Er moet bijvoorbeeld nog aanvullende (medische) onderzoeken plaatsvinden. In zo’n geval geeft de overheid aan dat de reactietermijn zal worden verlengd.
Soms kan ook in goed overleg tussen beide partijen ervoor worden gekozen om het verzoek of het bezwaar voor een langere periode aan te houden.
Duurt het toch te lang dan kan degene die een verzoek of een bezwaar heeft ingediend de overheid een herinnering sturen en verzoeken om alsnog binnen 14 dagen te antwoorden.
Blijft een antwoord ook na die 14 dagen uit dan is de overheid verplicht om een dwangsom te betalen. Die dwangsom is na die 14 dagen extra respijt als volgt opgebouwd:
- eerste 14 dagen daarna 20 euro per dag
- de daaropvolgende 14 dagen 30 euro per dag
- de daarop volgende 14 dagen 40 euro per dag
In totaal bij een overschrijding van 42 dagen is de maximale dwangsom 1260 euro. De dwangsom wordt dan door de overheid overgemaakt naar de verzoeker of de bezwaarmaker.
De heer Konijn en mevrouw de Haas
De Belastingdienst hanteert een verschillend beleid ten aanzien van de inkomsten van die dwangsom waarbij ik twee situaties zal schetsen t.w. de heer Konijn als inwoner van Zoetermeer en mevrouw de Haas werkzaam bij de gemeente Zoetermeer.
De heer Konijn woont in Zoetermeer en heeft in februari 2018 een omgevingsvergunning aangevraagd. Hij wil namelijk een extra gebouwtje op zijn eigen grond neerzetten. De welstandscommissie buigt zich over het verzoek en geeft een negatief advies. De gemeente neemt dat advies over en bericht de heer Konijn in mei 2018. De heer Konijn gaat in bezwaar en voert goede gronden aan waarom de gemeente zijn verzoek alsnog moet goedkeuren. In oktober 2018 heeft de gemeente nog steeds niet op zijn bezwaar besloten en de heer Konijn stelt per aangetekende brief de gemeente in gebreke en verzoekt de gemeente om alsnog binnen 14 dagen te reageren. Geen reactie binnen die 14 dagen. Uiteindelijk komt de gemeente op 14 januari 2019 met een antwoord.
Naast de beslissing op het bezwaar van de heer Konijn zal de gemeente aan de heer Konijn een dwangsom van 1260 euro moeten betalen. Het bedrag wordt overgemaakt naar de bankrekening van de heer Konijn.
Mevrouw de Haas is senior beleidsmedewerkster bij de gemeente Zoetermeer en heeft in februari 2018 een verzoek ingediend om een hogere schaal te krijgen. Haar functie-inhoud is de laatste tijd ingrijpend uitgebreid maar de schaal is nog steeds hetzelfde. De P&O afdeling buigt zich over het verzoek en geeft een negatief advies. De gemeente neemt dat advies over en bericht mevrouw de Haas in mei 2018 dat haar verzoek is afgewezen. Mevrouw de Haas gaat in bezwaar en voert goede gronden aan waarom haar werkgever haar verzoek alsnog moet goedkeuren. In oktober 2018 heeft mevrouw de Haas nog steeds geen antwoord op haar bezwaar. Daarop besluit zij om per aangetekende brief haar werkgever de gemeente Zoetermeer in gebreke te stellen. Zij verzoekt in die brief om binnen 14 dagen met een beslissing op haar bezwaar te komen. Geen reactie binnen die 14 dagen. Uiteindelijk komt de gemeente op 14 januari 2019 met een antwoord.
Naast de beslissing op het bezwaar richting mevrouw de Haas zal de gemeente aan mevrouw de Haas een dwangsom van 1260 euro moeten betalen. Dat bedrag ziet mevrouw de Haas bruto terug op haar salarisstrook maar de gemeente wordt door de Belastingdienst gedwongen om loonheffing in te houden.
Er is dus een verschil. De dwangsom is gelijk maar de heer Konijn ontvangt het netto en en mevrouw de Haas moet nog extra loonheffing betalen.
Van Rechtbank tot Hoge Raad
Dit verschil in behandeling was aanleiding om een zaak aan te spannen tegen de Belastingdienst.
De zitting was bij de Rechtbank Noord-Holland. Op 28 oktober 2016 deed de rechtbank uitspraak (klik hier). De rechtbank stelde de Belastingdienst in het gelijk.
De rechtbank oordeelde als volgt:
De aanspraak op die dwangsom, die niet kan worden aangemerkt als een vergoeding van geleden (immateriële) schade, vloeit naar het oordeel van de rechtbank dan ook voort uit de rechtspositie die eiser als militair ambtenaar heeft ten opzichte van de Minister. Dientengevolge komt de dwangsom aan eiser toe in zijn hoedanigheid van werknemer en niet in enige andere hoedanigheid.
Tegen deze uitspraak is hoger beroep ingesteld en op 20 maart 2018 heeft het Gerechtshof over deze zaak geoordeeld (klik hier) . Het oordeel van het Hof was negatief voor de Belastingdienst.
Het Hof oordeelde dat het niet uitmaakt aan wie de dwangsom wordt uitgekeerd. Kortom voor het Hof is ten aanzien van de dwangsom mevrouw de Haas als werkneemster van de gemeente Zoetermeer gelijk aan de heer Konijn als burger van de gemeente Zoetermeer. In beide gevallen is de gemeente Zoetermeer als overheid in gebreke gebleven om tijdig op het bezwaar te beslissen.
De dwangsom die aan belanghebbende is toegekend vindt zijn oorzaak in de omstandigheid dat een bestuursorgaan in gebreke is gebleven tijdig op het door hem gemaakte bezwaar te beslissen. Belanghebbende heeft recht op de dwangsom in zijn hoedanigheid van maker van bezwaar. Een dergelijke bate vindt naar het oordeel van het Hof niet zozeer zijn grond in de dienstbetrekking dat zij als daaruit genoten loon dient te worden aangemerkt. De omstandigheid dat de rechtspositie van belanghebbende als (militair) ambtenaar meebrengt dat de afhandeling van zijn bezwaar volgens de regels van de Awb verloopt, rechtvaardigt niet een ander oordeel.
Kortom het was gelijkspel. De belastingdienst had bij de Rechtbank gewonnen en bij het Hof verloren.
Toch liet de Belastingdienst het daarbij niet zitten en ging in cassatie bij de Hoge Raad, het hoogste rechtscollege in Nederland op het gebied van civiel recht, strafrecht en belastingrecht.
De Staatssecretaris van Financiën bestrijdt de visie van het Hof. Het Hof gebruikt volgens de Staatssecretaris een te beperkt loonbegrip. Hij meent dat civiele dwangsommen, die volgens andere uitspraken van de Hoge Raad tot het loon werden gerekend, dezelfde aard en doelstelling hebben als bestuursrechtelijke dwangsommen.
Als voorbereiding op de zitting van de Hoge Raad heeft het Parket van de Hoge Raad een zogenaamd pre-advies gemaakt.
In dit pre-advies stelt het Parket dat de toekenning van de dwangsom zoals geregeld in artikel 4:17 van de Algemene Wet Bestuursrecht betrekking heeft op de relatie bezwaarmaker en bestuursorgaan. Er is geen sprake van een handelen in de sfeer van het ambtenarenrecht. Ook het feit aldus het Parket dat de dwangsom tegelijk met het salaris is betaald, is niet relevant. Dat een reis- en verblijfkostenvergoeding tegelijk met een ambtelijk salaris wordt betaald, betekent geenszins dat die vergoeding salaris is.
Kortom het advies van het Parket aan de Hoge Raad is: Ik geef u in overweging het beroep in cassatie van Staatssecretaris ongegrond te verklaren
Klik hier voor het advies en klik hier voor de bijlage bij het advies.
Binnenkort zal de Hoge Raad met een uitspraak komen. In nagenoeg alle gevallen wordt het advies van het Parket overgenomen maar u zult even geduld moeten hebben.
Hoe nu verder?
Stel dat in de uitspraak de Belastingdienst daadwerkelijk in het ongelijk wordt gesteld dan kunt u uw loonheffing op uw dwangsom terugvorderen.
Mocht u in 2018 een dwangsom hebben ontvangen en mocht daar loonheffing zijn ingehouden door de werkgever dan adviseer ik om bij uw aanslag inkomstenbelasting over het jaar 2018 deze loonheffing terug te vorderen. Is het digitaal niet mogelijk dan gewoon per aangetekende brief een verzoek indienen bij de Belastingdienst en dan verwijzen naar de uitspraak.
Heeft u in 2017 of eerder een dwangsom ontvangen en is daar loonheffing over betaald dan kunt u alsnog aan de Belastingdienst verzoeken om teruggaaf van die loonheffing in dat betreffende jaar. Is de aanslag nog niet definitief dan kunt u verzoeken om de voorlopige aanslag aan te passen. Ook hier gewoon per aangetekende brief een verzoek indienen bij de Belastingdienst en dan verwijzen naar de uitspraak.
Let wel: het is goed om bij het verzoek aan de Belastingdienst een complete set te maken t.w. een kopie van de brief waarin de dwangsom door de overheid (=uw werkgever) aan u is toegekend alsmede een kopie van de salarisstrook waar de dwangsom op staat inclusief de loonheffing.