Een agent van de Nationale Politie heeft aan de dienstleiding verzocht om zijn bovenwettelijke uitkering op grond van het Besluit bovenwettelijke werkloosheidsuitkering politie (Bbwp) door te betalen totdat hij zijn opgehoogde AOW-leeftijd heeft bereikt.

De agent zou anders geen inkomsten hebben Immers vanaf 65 jaar zou zijn Bbwp-uitkering zijn geëindigd terwijl zijn ouderdoms- en pensioenuitkering nog niet zou zijn ingegaan (het zogenaamde AOW-hiaat).

Besluit bovenwettelijke werkloosheidsuitkering politie

Op 1 juli 2016 is het Besluit van 21 juni 2016 tot wijziging van het Besluit algemene rechtspositie politie, Stb. 2016, 239, (Besluit) in werking getreden. In dit besluit staat dat politieagent een financiële compensatie ontvangt. Daarbij wordt bezien met hoeveel maanden ophoging tot de nieuwe AOW-leeftijd de politieagent te maken heeft. Dan wordt dat aantal maanden vermenigvuldigd met 70% van het bedrag van het minimumloon als compensatie gegeven.

Zitting rechtbank Oost-Brabant

Omdat de Nationale Politie zijn verzoek heeft afgewezen heeft de agent de zaak aan de rechtbank Oost-Brabant voorgelegd.

Tijdens de zitting bij de rechtbank (KLIK HIER) wordt de regeling bij Defensie en de uitspraken van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) over defensieambtenaren aangehaald. De Nationale Politie bestrijdt dat beide zaken (politie en Defensie) vergelijkbaar zijn.

De rechtbank oordeelt anders. De rechtbank is getuige het vonnis van oordeel dat de uitspraken van de CRvB goed vergelijkbaar zijn met de situatie van eiser, omdat ook in die zaken een werkloosheidsuitkering werd beëindigd louter wegens het bereiken van de 65-jarige leeftijd, waarbij een financiële compensatie werd toegekend om het AOW-hiaat op te vangen.

Op basis van het inkomensoverzicht van de agent is de rechtbank van oordeel dat er sprake is van een excessieve inbreuk op de gerechtvaardigde aanspraak en een ontoelaatbaar onderscheid naar leeftijd.

De Nationale Politie probeerde nog aan te geven dat de regeling in overleg met bonden tot stand is gekomen. Ook dat argument veegt de rechtbank van tafel.

De rechtbank oordeelt daarover als volgt: Deze totstandkoming doet echter niet af aan het oordeel dat geen rechtvaardiging bestaat voor het genoemde onderscheid (zie de uitspraak van de CRvB van 24 november 2014, ECLI:NL:CRVB:2014:3762).

De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard en de Nationale Politie verzocht een nieuw besluit te nemen.