Ook andere sectoren dan Defensie zoals personeel bij de Nationale Politie, bij de Brandweer, bij de ambulancedienst en in het Hoger Onderwijs hebben te maken met een AOW-gat indien de uitkering (veelal bij 65 jaar) stopt.

Ook zij voeren via bezwaar en/of beroepsprocedures strijd om de uitkering aan te laten sluiten op de verhoogde AOW-leeftijd. Mocht een verlenging van de uitkering niet lukken dan toch in elk geval minimaal 90% van de gerechtvaardigde aanspraak.

AOW-gat en de Nationale Politie

Reeds in 2015 heeft het College voor de Rechten van de Mens geoordeeld dat de Nationale Politie een verboden onderscheid naar leeftijd maakte door de uitkering te laten stoppen op de leeftijd van 65 jaar.

Het College oordeelde:

Het College voor de Rechten van de Mens oordeelt dat de Nationale Politie jegens de politiemedewerker verboden onderscheid op grond van leeftijd maakt door zijn aansluitende werkloosheidsuitkering op grond van het Besluit bovenwettelijke werkloosheidsuitkering politie te beeindigen op de eerste dag van de kalendermaand volgend op die waarin verzoeker de leeftijd van 65 jaar heeft bereikt.

Het College oordeelt dat de Minister geen goede reden heeft gegeven voor het gemaakte leeftijdsonderscheid. Het recht van de politiemedewerker om niet op grond van zijn leeftijd te worden gediscrimineerd kan niet afhankelijk worden gemaakt van (nog onzekere) uitkomsten van onderhandelingen. De Nationale Politie discrimineert daarom op grond van leeftijd. 

Voor het volledige oordeel van het College klik hier

Ook zijn de politiebonden door het College op de vingers getikt klik hier

Mede op basis van dit oordeel van het College heeft de Nationale Politie in 2015 de regelgeving aangepast en voor bepaalde groepen een AOW-compensatie verstrekt van 70% van het bedrag van het minimumloon, zoals vastgesteld in de Wet minimumloon en minimumvakantietoeslag.

Dit betreft voornamelijk personeel dat voor 1 juli 2016 met ontslag (= FLO) is gegaan. Dit personeel kon aldus de Nationale Politie geen keuze maken om al dan niet langer door te werken.

Mede door uitspraken van de Centrale Raad van Beroep heeft de Nationale Politie de regeling van 2015 moeten aanpassen. Op 1 november 2018 is er een akkoord bereikt tussen de Nationale Politie en de Centrales voor Overheidspersoneel sector Politie.

In dit akkoord wordt voor bepaalde groepen een AOW-compensatie gegeven die gelijk is aan 90 procent van de gerechtvaardigde aanspraak. In het akkoord staat dat met ingang van 1 april 2019 de afspraak wordt uitgevoerd.

Zij die er recht op hebben ontvangen op dit moment slechts een voorschot omdat de definitieve regeling nog steeds niet in de Staatscourant of Staatsblad staat.

Uitspraken rechtbanken inzake Nationale Politie

Op 7 december 2015 geeft de rechtbank Overijssel in de uitspraak aan dat de Nationale Politie een verboden onderscheid naar leeftijd maakt (klik hier).

De rechtbank is, gelet op het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 26 september 2013 (C-546/11), inzake Toftgaard, van oordeel dat artikel 6, eerste lid, van richtlijn 2000/78/EG zich verzet tegen een nationale regeling op grond waarvan ambtenaren op de enkele grond dat zij de leeftijd van 65 jaar hebben bereikt niet in aanmerking kunnen voor wachtgeld dat bestemd is voor ambtenaren die ontslagen zijn wegens schrapping van hun post. Nu het Wachtgeldbesluit een dergelijk onderscheid wel maakt is deze bepaling naar het oordeel van de rechtbank tevens in strijd met de hiervoor genoemde rechtstreeks werkende bepaling van unierecht.

De rechtbank meent echter dat de sociale partners in overleg zijn over dit AOW-hiaat en wil daarom het aan de partijen overlaten om passende maatregelen te nemen.

In de uitspraak van 6 augustus 2018 acht de rechtbank Oost-Brabant het beroep gegrond (klik hier). De rechtbank zegt over de getroffen compensatieregeling dat deze regeling wel degelijk vergelijkbaar is met de regelingen zoals die bij Defensie worden gehanteerd:

De normen waaraan de getroffen compensatieregelingen moeten worden getoetst, maken geen onderdeel uit van de voor de diverse groepen ambtenaren verschillende rechtspositiereglementen. Deze normen zijn onder meer vervat in de Wet gelijke behandeling op grond van leeftijd bij de arbeid (Wgbla) en verdragsbepalingen. De door verweerder genoemde argumenten om de uitspraken niet als uitgangspunt te nemen overtuigen dus niet. De rechtbank is van oordeel dat de uitspraken van de CRvB goed vergelijkbaar zijn met de situatie van eiser, omdat ook in die zaken een werkloosheidsuitkering werd beëindigd louter wegens het bereiken van de 65-jarige leeftijd, waarbij een financiële compensatie werd toegekend om het AOW-hiaat op te vangen.

Op 12 december 2018 heeft de rechtbank Rotterdam geoordeeld dat de Nationale Politie vast mag houden aan een maximale uitkeringsduur van 10 jaar (klik hier) . Een verlenging van die maximale duur acht de rechtbank niet nodig omdat niet is aangetoond dat er beletselen zijn om niet langer door te werken in die functie of een andere functie. Voorts kan de betreffende politieambtenaar gezien zijn leeftijd zich financieel voorbereiden op het AOW-gat.

Op 18 juni 2019 heeft de rechtbank Den Haag het beroep van een politieambtenaar ongegrond verklaard en daarmee de Nationale Politie in het gelijk gesteld (klik hier). De rechtbank meent op basis van hetgeen ter zitting is uitgewisseld dat het voor de politieambtenaar gezien zijn leeftijd (‘hij heeft nog 13 jaar voordat hij 65 jaar is’) mogelijk moet zijn om voorzieningen voor zijn pensioen te treffen om het AOW-gat dat na zijn 65e levensjaar zal ontstaan te overbruggen.

De rechtbank oordeelt: Eiser daarentegen heeft de keuze om vanaf 55-jarige leeftijd met ontslag te gaan of langer door te werken.

AOW-gat en de universiteiten

Personeel van de Universiteit kan bij ontslag onder voorwaarden in aanmerking komen voor een bovenwettelijke uitkering. Deze uitkering is een aanvulling op de uitkering die de betreffende medewerk(st)er ontvangt op grond van de Werkloosheidswet (WW). Deze regeling is vastgelegd in de Bovenwettelijke Werkloosheidsregeling Nederlandse Universiteiten (BWNU).

Aan een medewerker is medegedeeld dat de medewerker een uitkering ontvangt tot aan de leeftijd van 65 jaar. Daarna ontvangt de medewerker conform artikel 22a eerste lid van de BWNU een tegemoetkoming ter hoogte van het bedrag waar een alleenstaande AOW’er recht op heeft.

In de rechtszaak aangespannen door een medewerker van de Erasmus Universiteit te Rotterdam heeft de rechtbank Zeeland West Brabant op 19 december 2018 (klik hier) enkele belangrijke zaken naar voren gebracht t.w.

Over de gerechtvaardigde aanspraak

de gerechtvaardigde aanspraak is sectoroverstijgend zodat ondanks het sectorenmodel er geen verschil in aanpak mag zijn tussen de verschillende sectoren. De rechtbank zegt daarover:

Vooropgesteld wordt dat de CRvB over deze problematiek inmiddels vele uitspraken heeft gedaan, ook als het gaat om bovenwettelijke uitkeringen (zie bijvoorbeeld de uitspraak van 22 februari 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:526). Dat die uitspraken niet zien op (gewezen) werknemers van de universiteiten, is naar het oordeel van de rechtbank niet relevant. De normen waaraan de getroffen compensatieregelingen moeten worden getoetst, maken geen onderdeel uit van de voor de diverse groepen ambtenaren verschillende rechtspositiereglementen. Deze normen zijn onder meer vervat in de Wet gelijke behandeling op grond van leeftijd bij de arbeid en verdragsbepalingen. Het door verweerder genoemde argument om de uitspraken niet als uitgangspunt te nemen overtuigt de rechtbank niet. De rechtbank is van oordeel dat de uitspraken van de CRvB goed vergelijkbaar zijn met de situatie van eiseres, omdat ook in die zaken een werkloosheidsuitkering werd beëindigd uitsluitend wegens het bereiken van de 65-jarige leeftijd, waarbij een financiële compensatie werd toegekend om het AOW-hiaat op te vangen.

Over het feit of de bonden hebben ingestemd met de regeling

De rechtbank meent dat een overeenstemming met de vakbonden niet allesbepalend is.

Verweerder heeft er nog op gewezen dat de compensatieregeling tot stand is gekomen na overleg en instemming met CAO-partijen. Deze totstandkoming doet echter niet af aan het oordeel dat geen rechtvaardiging bestaat voor het genoemde onderscheid (zie de uitspraak van de CRvB van 24 november 2014, ECLI:NL:CRVB:2014:3762).

AOW-gat en de Brandweer

De arbeidsvoorwaarden voor gemeenten zijn opgenomen in twee overeenkomsten: een Collectieve Arbeidsvoorwaardenregeling (CAR) en een Uitwerkingsovereenkomst (UWO). Deze vormen samen de CAR-UWO. De CAR-UWO is vergelijkbaar met een cao.

Specifiek personeel waaronder het brandweerpersoneel heeft te maken met een functioneel leeftijdsontslag en volgt qua rechtspositie de CAR-UWO.

In de CAR-UWO is bij het FLO-personeel een onderscheid gemaakt t.w.

  1. ambtenaren in een functie die op 31 december 2005 recht gaf op een functioneel leeftijdsontslag (hoofdstuk 9b)
  2. ambtenaren die vanaf 1 januari 2006 in dienst zijn getreden op een bezwarende functie (hoofdstuk 9a)

De eerste groep vallend onder hoofdstuk 9b komt in beginsel niet meer in aanmerking voor een functioneel ontslag omdat aan de betreffende medewerker de mogelijkheid wordt geboden een zogenaamde ’tweede loopbaan’ binnen of buiten de organisatie te doorlopen. Op zo’n minder bezwarende functie kan deze medewerker doorwerken tot zijn opgehoogde AOW-leeftijd.

De tweede groep die voor 1 januari 2006 al een bezwarende functie vervulde heeft een ontslagleeftijd van 55 jaar. Daarna volgen tot de leeftijd van 63 jaar diverse uitkeringen. De gemeente heeft voor de periode van 63 tot 65 jaar een zogenaamde versterkt pensioen aan het pensioenfonds verstrekt zodat de medewerker zijn pensioen naar voren kan halen zonder daar direct financieel fors op achteruit te gaan.

Ook dit personeel heeft te maken met een AOW-gat. In 2017 zijn de sociale partners (gemeente en vakcentrales) tot een overeenstemming gekomen om het zogenaamde AOW-gat te dichten. Onder voorwaarden wordt een bruto tegemoetkoming gegeven.

De tegemoetkoming is gelijk aan de bruto AOW-uitkering die voor belanghebbende volgens de Algemene Ouderdomswet in de desbetreffende maand gegolden zou hebben indien daarop aanspraak zou hebben bestaan, inclusief de inkomensondersteuning AOW en de maandelijkse opbouw vakantiegeld. Een korting op grond van artikel 13 Algemene Ouderdomswet wordt hierbij buiten beschouwing gelaten.

Met deze tegemoetkoming wordt aangesloten bij de Voorlopige voorziening tegemoetkoming inkomensderving als gevolg van ophoging AOW-leeftijd zoals die in 2015 bij Defensie gold.

Deze tegemoetkoming kent wel enkele beperkingen:

  • de tegemoetkoming wordt bruto uitgekeerd zodat over dit bedrag meer belasting wordt betaald dan dat zou gelden indien de medewerker reeds AOW had;
  • de tegemoetkoming wordt ongeacht het aantal maanden van het AOW gat slechts voor 24 maanden betaald;
  • als de medewerker bewust niet langer wil werken ontvangt hij geen tegemoetkoming;
  • als de medewerker wél langer wil werken maar de organisatie heeft geen mogelijkheden dan ontvangt hij wel een tegemoetkoming;
  • als de medewerker wél langer wil werken maar hij is medisch niet meer geschikt voor de bezwarende functie dan ontvangt hij wel een tegemoetkoming;
  • als de medewerker na 1 januari 2013 wél langer doorwerkt dan wordt het aantal maanden dat hij langer heeft doorgewerkt gekort op het maximale aantal maanden van 24 maanden.

Op dit moment vecht een groot aantal oud-brandweerlieden van de Brandweer Amsterdam Amstelland de besluiten aan als het gaat om

  • de hoogte van de AOW-compensatie
  • de korting op de AOW-compensatie
  • de afwijzing van de AOW-compensatie

De verwachting is dat uiteindelijk een gang naar de rechtbank onvermijdelijk wordt.

AOW- gat en de Regionale Ambulance Voorziening

In een rechtszaak van een ambulancemedewerker kwam de vraag naar voren in hoeverre de mogelijkheid aanwezig was om na de FLO-datum langer door te werken. De rechtbank Zeeland- West Brabant komt op 27 maart 2019 tot de volgende uitspraak (klik hier) :

De rechtbank vindt dat eiser onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat hij niet de mogelijkheid had om per 1 januari 2008 door te werken, vooral nu vast staat dat eisers collega [naam collega] – die in dezelfde positie verkeerde als eiser – na 1 januari 2008 nog twee jaar heeft doorgewerkt. Het staat voor de rechtbank daarom onvoldoende vast dat eiser die mogelijkheid niet had. Daarbij komt dat eiser ook geen bezwaar heeft gemaakt tegen het aanstellingsbesluit van 20 december 2007.

De rechtbank gaat er daarom van uit dat het de eigen keuze van eiser is geweest om per 1 januari 2008 gebruik te maken van de mogelijkheid om met buitengewoon verlof te gaan. Deze keuze heeft ertoe geleid dat eiser met een AOW-gat is komen te zitten. De rechtbank vindt dat eisers keuze voor zijn eigen rekening en risico dient te komen en dat het AOW-gat niet gecompenseerd hoefde te worden.