2. Het is wettelijk verankerd in de regelgeving van Defensie

 

Standpunt Defensie: De uitkering verwijst voor wat betreft pensioengerechtigde leeftijd naar artikel 39 AMAR en artikel 122 van het BARD. De pensioengerechtigde leeftijd zou aldus Defensie binnen de sector Defensie op 65 jaar kunnen worden gesteld omdat die leeftijd is verankerd in de regelgeving.

Reactie: In beide artikelen wordt weliswaar gesproken over de pensioengerechtigde leeftijd waarbij altijd een leeftijd van 65 jaar is bedoeld. Deze wettelijke artikelen zijn echter in strijd met hogere wetten.

Defensie maakt immers onderscheid op grond van leeftijd door de uitkering bij het bereiken van de leeftijd van 65 jaar te beëindigen. De ambtenaren die na het bereiken van de leeftijd van 65 jaar geen uitkering meer ontvangen hebben te maken met een inkomstenterugval en worden dus benadeeld. Immers zij hebben geen aanspraak meer op de uitkering maar kunnen gezien hun leeftijd ook nog geen beroep doen op de AOW-uitkering.

Wet gelijke behandeling

Volgens de Wet Gelijke Behandeling op grond van leeftijd bij arbeid (Wgbla) is het verboden een onderscheid te maken op grond van leeftijd tenzij zo’n onderscheid objectief gerechtvaardigd is. Er valt geen enkele rechtvaardiging te vinden voor het feit dat de duur van de uitkering varieert en afhangt van het moment waarop de 65-jarige leeftijd wordt bereikt.

Verschillende rechtbanken komen allen tot de conclusie dat er geen grond is voor een dergelijk onderscheid op grond van leeftijd. Daarmee maakt Defensie een ontoelaatbaar onderscheid naar leeftijd.

College voor de Rechten van de Mens

Het College voor de Rechten van de Mens heeft op 1 september 2014 (oordeel 2014-105) in haar besluit overwogen dat ambtenaren die tijdens de looptijd van de wachtgelduitkering 65 jaar worden, vanwege hun leeftijd geen wachtgelduitkering meer krijgen, terwijl jongere ambtenaren wel voor de volledige duur (zoals omschreven in artikel 8 en 9 van het Wachtgeldbesluit) een wachtgelduitkering ontvangen. Ook in de zaak van een militair oordeelde het College dat Defensie een verboden onderscheid maakt, terwijl er geen enkele grond aanwezig is om dit onderscheid te rechtvaardigen. (zie het oordeel)

Europese regelgeving

Ook volgens de Europese richtlijnen dient Defensie de uitkering tot aan de AOW-leeftijd door laten lopen. Nederland heeft met de Wgbla Richtlijn 2000/78/EG van 27 november 2000 tot instelling van een algemeen kader voor gelijke behandeling in arbeid en beroep (Richtlijn 2000/78) geïmplementeerd en dat betekent dat de Wgbla mede in het licht van de rechtspraak van het HvJEU over Richtlijn 2000/78 moet worden uitgelegd. Het HvJEU heeft in genoemd arrest van 26 september 2013 voor recht verklaard dat de artikelen 2 en 6, eerste lid, van Richtlijn 2000/78 aldus moeten worden uitgelegd dat zij zich verzetten tegen een nationale regeling op grond waarvan ambtenaren die de leeftijd hebben bereikt waarop zij ouderdomspensioen kunnen ontvangen, op die enkele grond niet in aanmerking kunnen komen voor wachtgeld dat bestemd is voor ambtenaren die zijn ontslagen wegens het vervallen van hun functie en niet meer beschikbaar zijn voor een andere functie.

Nu Defensie een dergelijk onderscheid wel maakt is de handelswijze van Defensie in strijd met de Europese rechtspraak.

De Centrale Raad van Beroep heeft in haar uitspraak van 18 juli 2016 (klik hier) geoordeeld dat Defensie in strijd met de nationale en Europese wetgeving handelt door zonder goede redenen een onderscheid naar leeftijd te maken.

In de uitspraak van 26 april 2017 (klik hier) en de uitspraak van 1 juni 2017 (klik hier) heeft de Raad geoordeeld dat er weliswaar sprake is van een verboden onderscheid doch dat dit gerechtvaardigd is. Die rechtvaardiging komt met name omdat Defensie passende maatregelen heeft genomen om de financiële pijn te verzachten. De Raad acht die maatregelen toereikend.