15 maart 2017: zitting Centrale Raad van Beroep
Verslag van de zitting van de Centrale Raad van Beroep
Vandaag werd het beroep bij de Centrale Raad van Beroep behandeld. Zo’n 6 advocaten/juristen waren namens de cliënten aanwezig en Defensie was vertegenwoordigd door de landsadvocaat, een medewerker van Price Waterhouse Coopers en een medewerker van de Hoofddirectie Personeel van het ministerie van Defensie.
Naast de 20 burgermedewerkers (man én vrouw) die beroep hadden aangetekend waren er nog z’n 25 toehoorders bij de zitting aanwezig.
Onderstaand een verslag van deze zitting.
Hoe zat het ook alweer?
Er was al een jarenlange strijd en er liepen diverse juridische procedures zowel bij het College voor de Rechten van de Mens als ook de verschillende rechtbanken in het land. Defensie werd steeds in het ongelijk gesteld. Uiteindelijk werd de zaak op 11 februari 2016 voorgelegd aan de Centrale Raad van Beroep. Het ging erom of het wachtgeld bij 65 jaar stopt of dat het moet aansluiten op de AOW-leeftijd.
Op 18 juli 2016 heeft de Centrale Raad van Beroep in het voordeel van de groep van 20 besloten. Klik hier voor één van de uitspraken. Door de Raad werd aan Defensie de mogelijkheid gegeven om zelf op basis van de uitspraak van de Raad tot een nieuw besluit te komen.
Defensie wilde daarvoor de instemming van de bonden om daarmee meer kracht te zetten achter het standpunt van Defensie. De bonden bedankten voor de eer en gaven aan dat Defensie een eigen afweging moest maken op basis van de uitspraak.
Begin oktober 2016 kwam Defensie tot een nieuw besluit met een aanpassing van de voorlopige voorziening. Ook deze aanpassing was aldus de groep van 20 in strijd met de uitspraak van de Raad zodat de groep opnieuw in beroep ging tegen dit besluit. Aanvullend heeft Defensie daarna nog diverse brieven naar de groep van 20 en naar de Kamer gestuurd om uiteindelijk tot een nieuwe regeling te komen.
Deze regeling is
- De oud-defensiemedewerker (burger of militair) ontvangt een netto vergoeding voor het gemis aan AOW.
- De oud-defensiemedewerker (burger) ontvangt altijd een vergoeding voor het naar voren halen van het pensioen ook als hij/zij dat niet doet
- Bovenstaande vergoedingen moeten in elk geval 90% zijn van wat de oud-defensiemedewerker (burger of militair) had verwacht om op de leeftijd van 65 jaar aan pensioen en AOW te ontvangen. Is het minder dan zorgt Defensie voor een aanvulling tot maximaal 90%. De inkomensachteruitgang is daarmee nooit meer dan 10%
De zitting
De rechter gaf aan dat de standpunten over en weer helder in de diverse documenten zijn verwoord. Zelfs op maandag 13 maart jl. waren nog stukken van de landsadvocaat naar de gemachtigden toegestuurd.
De rechter wilde drie elementen behandelen t.w.
- De inhoud van de regeling (zeg maar de Voorlopige Voorziening Plus)
- De gehanteerde berekeningen
- Overige juridische punten
De regeling (algemeen)
Standpunt Defensie De AOW wordt nu netto gecompenseerd en het naar voren halen van het pensioen wordt ook gecompenseerd. Kortom het geheel is met de beschikbare financiële middelen een passende regeling. Mocht er dan toch nog iemand een grote inkomstenterugval hebben dan is er nog een vangnet. Defensie garandeert een inkomen van 90% zodat de terugval maximum 10% is van waar hij/zij normaal gesproken recht op zou hebben.
Standpunt appellanten. De Raad heeft in de uitspraak van 18 juli 2016 de Voorlopige Voorziening volledig van tafel geveegd. Opeenvolgende besluiten zijn door Defensie genomen zonder dat die besluiten afgestemd zijn met de sociale partners.
Gerechtvaardigde aanspraak
Standpunt Defensie. Defensie houdt met verwijzing naar de wachtgeldregeling vast aan die 65 jaar. Defensie hanteert de zogenaamde gerechtvaardigde aanspraak als beginpunt. Defensie geeft daarbij aan dat iedere werknemer ervan uitging dat hij/zij op de leeftijd van 65 jaar met pensioen zou gaan en AOW zou genieten.
Standpunt appellanten. Er is nooit definitief sprake geweest van 65 jaar. In veel voorlichtingsbijeenkomsten is dit punt in verband met de ophoging van de AOW-leeftijd naar voren gekomen en toen is steeds aangegeven dat dit nog nader wordt gecommuniceerd.
Ook wisten sommigen niet beter dan dat het niet meer 65 jaar zou zijn omdat zij na 1 januari 2013 zijn ontslagen. Toen was immers al bekend dat de AOW-leeftijd niet meer 65 jaar zou blijven. In het Sociaal-Beleidskader Defensie staat ook : tot de dan geldende pensioenleeftijd.
Ook het ABP heeft per 1 januari 2015 de pensioenrichtleeftijd opgehoogd naar 67 jaar. Kortom die 65 jaar is geschiedenis en zij die met ontslag zijn gegaan hadden te maken met de nieuwe werkelijkheid en daarbij is de AOW-leeftijd geen 65 jaar meer. Integendeel de AOW-leeftijd gaat steeds verder omhoog.
Daarbij komt dat bij de oude situatie geen sprake was van een AOW-premie op de inkomsten. In de nieuwe situatie vanaf 65 jaar tot de AOW-gerechtigde leeftijd heeft de oud-medewerker daar wel mee te maken. Daarom moet de gerechtvaardigde aanspraak ook de datum zijn dat de oud-medewerker regulier met ontslag en daarmee met AOW zou gaan.
De medewerker is buiten zijn wil ontslagen terwijl hij ervan uitging dat hij tot aan zijn AOW-leeftijd zou werken, pensioen zou opbouwen en inkomsten zou genieten.
Naar voren halen van het pensioen
Standpunt Defensie. De pensioen compensatie zo gaf Defensie aan wordt om praktische redenen tijdens het AOW-gat uitbetaald waarbij Defensie de grondslag van het ABP hanteert. De medewerker haalt het pensioen naar voren en dat financiële volume wordt gedurende een periode van zo’n 16 jaar uitgesmeerd.
Het klopt dat als iemand meer dan 16 jaar van zijn pensioen én AOW geniet hij/zij daarmee dus ook inlevert want de korting op het pensioen is levenslang en de compensatie van Defensie beperkt zich op basis van de parameters van het ABP tot een gemiddelde en dat is 16 jaar.
De vergoeding van het naar voren halen van het pensioen wordt ook gedurende het AOW-gat betaald indien de medewerker zijn pensioen niet naar voren haalt.
De pensioenrichtleeftijd is nu 67 jaar maar gaat per 1 januari 2018 naar 68 jaar. Ook dan wordt dezelfde systematiek toegepast maar dat betekent wel dat dan ook de vergoeding hoger zal uitvallen.
Standpunt appellanten. De schade is aanzienlijk groter dan Defensie wil doen geloven. Het gaat daarbij om tienduizenden euro’s dat minder aan pensioen kan worden genoten.
Daarbij komt dat Defensie spreekt van een vergoeding, maar er is geen enkele sprake van een vergoeding. Defensie probeert de schade als salaris neer te zetten. Het zijn immers inkomsten en alle inkomsten die een oud-defensiemedewerker ontvangt wordt als inkomsten gezien en niet als vergoeding. Dat betekent dus ook dat het volledige fiscale regime over alle vergoedingen heen gaat waardoor het als het ware een ‘sigaar uit eigen doos’ is.
Waarom wordt de vergoeding niet maandelijks verstrekt? Waarom wordt de vergoeding enkel en alleen tijdens het AOW-gat uitgekeerd en niet daarna? Kortom Defensie probeert voor een dubbeltje op de eerste rang te zitten.
Voorts is er een groep die al 65 jaar waren toen Defensie met allerlei regelingen kwam. Zij hadden om hun moverende redenen hun pensioen niet naar voren gehaald. Hoe worden zij dan gecompenseerd?
Zij vinden dat er geen sprake is van een keuzevrijheid want door de opstelling van Defensie worden zij wél gedwongen om het pensioen naar voren te halen. Daarbij werd ook verwezen naar de uitspraak van de Raad van 18 juli 2016 waarin de Raad aangaf:
Voorts kan de minister betrokkenen in redelijkheid niet verplichten om gebruik te maken van de mogelijkheid om het door het ABP toe te kennen ouderdomspensioen vervroegd vanaf de leeftijd van 65 jaar in te laten gaan.
Te minder omdat zij vervolgens voor de rest van hun leven een lager ouderdomspensioen zullen moeten aanvaarden dan waarop zij aanspraak zouden kunnen maken als zij niet van deze mogelijkheid gebruikmaken. De Raad ziet zich in zijn oordeel gesteund door de arresten van het Hof van 12 oktober 2010, C-499/08, Andersen, en van 26 september 2013, C-546/11, Dansk Jurist- og Økonomforbund.
Appellanten vinden dat personeel niet gedwongen kan worden om het pensioen naar voren te halen. Ze verwijzen onder andere naar een recente uitspraak van de rechtbank van Amsterdam waarin staat:
Ook in het licht van de jurisprudentie van het HvJ EU (HvJ EU 12 oktober 2010, JAR 2010,296 (Andersen) en 26 september 2013, JAR 2013,266 (Toftgaard)) is het gelijk stellen van personen die voor een vroegpensioen in aanmerking komen met personen die daadwerkelijk een dergelijk pensioen ontvangen een te vergaand middel, omdat dit werknemers benadeelt die op de arbeidsmarkt actief willen blijven en zonder enige vergoeding de overgang naar ander werk bemoeilijkt wordt. ABN AMRO heeft een beroep op het Andersen-arrest afgewezen omdat het bij de aftopping van de stimuleringspremie niet zou gaan om een vergoeding die tot doel heeft het faciliteren van het zoeken naar ander werk, maar de kantonrechter ziet geen wezenlijk verschil met de situatie in dat arrest, waarin het eveneens ging om een mogelijk vroegpensioen als grondslag voor het weigeren van een ontslagvergoeding, terwijl van dat vroegpensioen geen gebruik werd gemaakt omdat de werknemer wilde doorwerken. ……..
Op grond van al het voorgaande komt de kantonrechter tot de slotsom dat de aftoppingsregeling in artikel IV.5 van het Sociaal Plan in strijd is met de WGBLA en derhalve als nietig buiten toepassing moet blijven. Als gevolg hiervan heeft [verzoekster] in beginsel aanspraak op de door haar verzochte stimuleringspremie, tenzij dit zoals ABN AMRO heeft bepleit naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn.
Berekeningen
Standpunt Defensie. Er zijn vijf modellen nader uitgewerkt
- Model 1: de oude situatie toen pensioen en AOW bij 65 jaar werden uitgekeerd
- Model 2: Wachtgeld sluit aan op de AOW-leeftijd (door appellanten gewenst)
- Model 3: Wachtgeld stopt bij 65 jaar en het pensioen wordt naar voren gehaald
- Model 4: Wachtgeld stopt bij 65 jaar en het pensioen wordt NIET naar voren gehaald
- Model 5: 90% van het inkomen van model 1 moet gelijk of meer zijn dan inkomsten uit model 3. Zo niet dan vindt er een aanvullende vergoeding plaats (door Defensie gewenst)
Defensie meent door bewust te kiezen voor netto bedragen dat Defensie al meer doet dan van haar verwacht mag worden. Voorts meent Defensie dat de verstrekte gegevens zeer accuraat en zo nauwkeurig mogelijk zijn vastgesteld
Standpunt appellanten. Model 1 is volledig achterhaald. Voorts vinden zij dat er een veel te groot verschil is tussen model 3 (‘naar voren halen van het pensioen’) en model 4 (‘niet naar voren halen van het pensioen’).
Afhankelijk van het salaris wordt dan al snel duidelijk dat in model 4 bedragen tussen de 1000 en 2000 euro per maand worden ingeleverd. Let wel bij model 4 zijn de inkomsten beperkt tot tegemoetkoming AOW en pensioenvergoeding en bedragen zo’n 950 euro (indien gehuwd).
Voorts konden enkelen zich niet vinden in de door het ABP aangeleverde cijfers. Bij één was zelfs sprake van vier verschillende berekeningen. Enkele gemachtigden opperden om een externe deskundige in te huren teneinde de door Defensie verstrekte gegevens nader te toetsen. De Raad zag daar geen aanleiding voor maar liet het aan de betrokken cliënten over om zelf een deskundige in te huren.
Over het algemeen los van de eerder gedane bemerkingen was er van de kant van appellanten geen bezwaar dat de Raad de door Defensie verstrekte berekeningen in de beschouwing meeneemt.
Wachtgeld/ww-uitkering
Standpunt Defensie. Defensie houdt met verwijzing naar de wachtgeldregeling vast aan die 65 jaar.
Standpunt appellanten. Ook vinden de appellanten dat er sprake is van eigendomsrecht. Immers een persoon van 50 jaar met 25 dienstjaren heeft recht op een periode van 15 jaren wachtgeld. Een persoon van 51 jaar met 26 dienstjaren heeft ook recht 15 jaren maar dat wordt door Defensie afgetopt naar 65 jaar. Feitelijk zou zijn wachtgeld kunnen doorlopen totdat hij 66 jaar is.
Dit geldt ook voor de ww-uitkering. De ww-uitkering heeft een bepaalde tijdsduur en houdt geen rekening met 65 jaar. Integendeel binnen de voorwaarden kan de ww-uitkering zelfs aansluiten op de AOW-leeftijd. Doordat sommige appellanten wachtgeld hebben ontvangen verliezen ze daarmee het wettelijke recht op de duur van een ww-uitkering.
In sommige gevallen zou de duur van de ww-uitkering uitgaan boven de leeftijd van 65 jaar. Dus los van de bovenwettelijke uitkering hadden die personen in elk geval het recht op die ww-uitkering.
Vergoeding AOW
Standpunt Defensie. Defensie stelt zich op het standpunt dat een oud-defensiemedewerker in het verleden recht had op pensioen én AOW. Dat pensioen kan naar voren worden gehaald en de AOW wordt nu netto uitbetaald.
Standpunt appellanten. Voor appellanten is er sprake van discriminatie op grond van burgerlijke staat. Immers een burgermedewerker ongehuwd die met overtolligheidsontslag gaat ontvangt na zijn 65e levensjaar een vergoeding voor de AOW die beduidend hoger is dan een gehuwde die hetzelfde werk heeft gedaan en op dezelfde datum is ontslagen. Er is geen enkele reden aan te wijzen waarom dat verschil wordt gehanteerd. Er is sprake van ‘geen gelijk loon’ voor ‘gelijk werken’.
Immers de tegemoetkoming AOW is geen uitkering maar zoals het woord zegt een tegemoetkoming en daarmee een loonbestanddeel. Ook als het van de vorige werkgever (Defensie) is blijft het toch een loonbestanddeel.
Nu maakt Defensie een verboden onderscheid door het loon van een gehuwde werknemer lager te laten zijn dan van een ongehuwde werknemer. Dat kan niet.
Zoals eerder aangegeven is er geen enkele passende en noodzakelijke reden op grond waarvan dit verschil kan worden gebillijkt. Gelijke arbeid wordt dus ongelijk betaald. Indien Defensie aansluiting zoekt bij de AOW dan moet Defensie dat in alle elementen van de wet doen en dat doet Defensie niet. Er vindt een vergoeding van de AOW plaats terwijl mogelijk sommigen op grond van hun verleden of hun huidige verblijfplaats andere rechten hebben.
Hamvraag blijft evenwel op grond waarvan Defensie een onderscheid maakt tussen ’gehuwd’ en ‘niet gehuwd’.
90% compensatie
Standpunt Defensie. Defensie geeft aan dat met die 90% compensatie voldaan wordt aan hetgeen de Raad op 18 juli 2016 in haar uitspraak heeft neergezet. Er is geen sprake meer van een excessieve inkomstenterugval.
Standpunt appellanten. Appellanten zijn van mening dat er sprake moet zijn van een behoorlijke levensstandaard en een billijke beloning. Met het ontslag en de toekenning van het wachtgeld valt de oud-defensiemedewerker terug op 70% van het laatstverdiende loon. Indien Defensie wederom 10% – 20% minder uitbetaald dan kan Defensie geen behoorlijke levensstandaard meer garanderen. Het personeel mag namelijk niet in de financiële problemen komen. Voorts wordt die 90% gerelateerd aan model 1 terwijl zij vinden dat model 1 achterhaald is.
Slot
Standpunt Defensie. Defensie stelt zich op het standpunt dat de beschikbare middelen eerlijk moeten worden verdeeld over het actief dienend personeel en het post-actief personeel. Indien alles naar het post-actief personeel gaat dan is het geheel uit evenwicht.
Standpunt appellanten.
Eén van de aanwezigen reageerde op die eerlijke verdeling van middelen. Hij zei: in de Tweede Kamer is gesproken over een volledige compensatie om het AOW-gat te dichten. Er is zelfs een motie door Knops en Van Dijk ingediend. De minister gaat over haar eigen agenda en over haar eigen woorden maar waarom heeft zij die motie ontraden. Dat begrijp ik niet. Juist door neutraal de motie voor te leggen had ze (als de motie was aangenomen) in elk geval extra gelden vanuit de rijksbegroting kunnen claimen. Dus kom me niet aan met de beschikbare financiële middelen, want de minister heeft zelf de deur dicht gedaan.
Appellanten menen dat het idee van de wachtgeldregeling altijd is geweest dat die aansloot op de AOW-leeftijd. Er is nu sprake van een excessieve inkomstenterugval.
De voorgestelde maatregelen zijn niet passend en noodzakelijk. Indien de einde duur bij 65 jaar van het wachtgeld wordt opgeheven dan is dat veel passender.
Appellanten verzoeken de Raad om zelf in de zaak te voorzien. Men wil een herhaling van de uitspraak van 18 juli 2016 voorkomen toen Defensie pas begin oktober 2016 met onduidelijke besluiten kwam. Voorts weken aldus de appellanten de besluiten nog steeds af van hetgeen de Raad in de uitspraak van 18 juli 2016 bedoeld had.
Eén persoon nam het slotwoord en gaf aan dat de gehele geschiedenis en de onzekerheid zijn gezondheid geen goed heeft gedaan. Hij vroeg zich af waaraan hij dit heeft verdiend. Na zoveel jaren trouwe dienst mocht hij ervan uitgaan dat Defensie ook na zijn ontslag hem zou ondersteunen. Het proces duurt nu al jaren, eigenlijk veel te lang. Hij hoopt dat er nu snel een oordeel komt.